Toen de krachtige molen in 1648 begon te malen, kwamen er al snel protesten. Allereerst vanuit de Rietveldse polder zelf, waar de vele eendenkooien te droog kwamen te staan. Om het probleem op te lossen werd in 1652 aan de kooikers toegestaan zelf kleine watermolens te plaatsen in hun gebied om de eendenkooien van voldoende water te voorzien.
Maar ook buiten het Rietveld zorgde de molen voor problemen. Hij sloeg namelijk zoveel water uit naar de Kerkvaart (toen tijdelijk de Vliet genoemd), dat de landerijen aan de andere kant van de molen richting het dorp regelmatig onderliepen. In de volgende jaren werd daarom een directe afwatering vanaf de molen naar de Rijn gegraven. Deze was gereed in 1659 en kreeg de naam “Papenvaart” naar het pad dat reeds naast deze vaart lag, op de kade tussen de twee polders, het Papenpad. (Papenpad en Papenvaart zijn elders op deze site nader beschreven.)
De molen was geschikt voor bewoning en is ook van meet af aan bewoond geweest door een molenaar. De zorg voor het droog houden van de Rietveldse polder werd als een dagtaak gezien. Het is een bijzonderheid dat de molen van 1791 tot 1925 bemalen werd door vijf leden van het molenaarsgeslacht Van den Bosch.
Tot 1966 verzorgde de Rietveldse molen de bemaling van de polder Het Rietveld. In dat jaar is haar functie overgenomen door een gemaal aan de Rijn in de Hoornse polder. Beide polders werden toen samengevoegd tot de Riethoornse polder. Sindsdien maalt de molen niet meer effectief, maar in circuit. Dat wil zeggen dat het water dat wordt opgemalen uit de Rietveldse Vaart weer terugloopt. De molen is sinds 1967 eigendom van de Rijnlandse molenstichting en werd in 1972 grondig gerestaureerd.
Van de Rietveldse molen zijn door de jaren heen veel foto’s gemaakt: